donderdag 23 augustus 2007

Bier

De jongen naast me is nu al een kwartier tegen mijn decolleté aan het praten. Ik kijk verveeld om me heen en probeer mijn ‘Zo!’, ‘O ja?’, ‘Goh…’, ‘Echt?’ en ‘Wauw!’ zo veel mogelijk te laten vallen in de zeldzame stiltes die ontstaan op de momenten dat hij een slok van zijn bier neemt. De jongen heeft niet eens door dat mijn aandacht al ruim tien minuten geleden is afgedwaald en ratelt oeverloos verder, blijkbaar ongevoelig voor de meters schrikdraad die ik rond mezelf heb opgetrokken.

“Dat is echt zó mannelijk!” zegt hij ineens.
“Hè, wat?” Erin getrapt. Nu heeft hij mijn onverdeelde aandacht.
“Dat bier drinken van je, echt ontzettend mannelijk.” Hij maakt een nonchalant handgebaar in de richting van mijn glas en neemt ondertussen een slok uit het zijne.
“Vrouwen horen gewoon geen bier te drinken,” doet hij er nog een schepje bovenop. Verbluft kijk ik hem aan, niets eens in staat op zijn opmerking in te gaan. Deze discussie is veertig jaar geleden toch al begonnen? De as van de verbrande bh’s smeult nog na en hij heeft het lef te beweren dat vrouwen geen bier mogen drinken. Hij praat rustig verder terwijl ik me intussen in gedachten bezighoud met de kwestie wat effectiever is: de jongen en al zijn vastgeroeste denkbeelden met zijn hoofd dwars door het glazen plafond lanceren of hem enkele minuten kopje onder houden in de woest kolkende feministische golven. Dan besluit ik hem te raken op het punt waar hij het gevoeligst is, zijn mannelijkheid:
“Ach, wat sta jij nu verwijft te zeiken? Echt zó vrouwelijk, dat horen mannen gewoon niet te doen.” Zeg ik achteloos. Raak! Geïrriteerd kijkt hij op, vrouwen zullen in zijn ogen vast ook geen weerwoord mogen geven. Hij opent zijn mond, ogenschijnlijk met het doel zijn monoloog te hervatten, maar ik neem nog een slok en loop vervolgens elegant weg op mijn hooggehakte pumps. Mét mijn bier.