We doen volgens de Griekse filosoof Herakleitos álles voor het eerst. Afgelopen vrijdag had ik mijn eerste rijles. Ik had als rij-instructeur een boerenkinkel verwacht, maar deze leek meer op een aardige meneer die lollies uitdeelt bij de speelplaats.
Vraag mij naar het merk en ik roep trots “een rode!” Zet mij vervolgens ín de auto en ik brul vrolijk mee met de liedjes op de radio, bewonder de bekleding van de stoelen, wijs je op een gek kapsel van een voorbijganger, vertel enthousiast over school of uitgaan en oeps, hadden we daar rechtsaf gemoeten? Oh, je mag hier niet eens inrijden?
“Starten en gaan!” roept de rijschoolhouder. Ik draai de sleutel, trap wat pedalen in en trek wat aan een pook. Plots komt de auto in beweging. Geschrokken laat ik alles los en de motor slaat af. De rijschoolhouder herhaalt langzaam zijn instructies en ik waag nog een poging. En ja, ik ga vooruit! Ik rijd! In een auto! Trots meerder ik vaart. Bíjna ontneem ik de hoofdredacteur van mijn vorige krant het leven, maar de instructeur doet in paniek een uitval naar het stuur en gelukkig gaat het goed. Autorijden blijkt tot nu toe heel wat gemakkelijker dan kaartlezen, maar natuurlijk doe ik mijn positie als vrouw eer aan en rijd ik verkeerd. Als even later een noodstop gemaakt wordt heb ik werkelijk alles gehad. Grijnzend zit ik achter het stuur en kijk naar het bezwete voorhoofd van mijn gestresste passagier. “Zeg, dat viel best mee!”
’s Avonds had ik nog een tweede première: een stukje voorlezen tijdens een literaire salon in een Gronings gehucht. Maar toen ik die avond met de trein thuiskwam rammelde de banale werkelijkheid weer aan de deur. Een auto had ik nodig. En wel meteen, want mijn fiets was gesloopt en lag een eind verderop in een bushokje. En ondanks die suffe Griek was dát zeker niet voor het eerst.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten