Hardlopen is ontzettend hip. En het heeft talloze voordelen: het is goedkoop, het is voor de socialen (de groepslopers) en de a-socialen (de neuroten die ’s ochtends loopschema’s combineren met Sonja Bakker in een poging van hun buikje of dikke kont af te komen).
Op een blauwe maandag ben ik ook een participant in het loopcircuit geweest. Maar het was niets voor mij om op zondagmorgen half dood uit mijn bed te stuiteren, me in een busje te laten vervoeren naar een godvergeten uithoek van het Groningse platteland, aldaar de warming-up te doen en de onmisbare banaan te eten, om mezelf ruim een uur later over de finish te slepen. En met een hoofd als een rode ballon meteen door te strompelen naar het reanimatieteam, terwijl de vrijwilligers de dranghekken al weghaalden. Met het toenemen van de uitgaansfrequentie nam de loopmotivatie geleidelijk af. In de ontdekking van het bestaan van tractus iliotibialisi, ofwel de lopersknie, vond ik uiteindelijk een legitieme reden om te stoppen met rennen.
Maar de 4Mijl van Groningen is natuurlijk heel andere koek. Mijn zusje heeft niet mijn karakterologische zwakte geërfd en is, als een echte femme vitale, wel blijven rennen. Zondag togen we naar de stad om haar aan te moedigen. Van de wandeling naar de Grote Markt werd ik al moe. Natuurlijk was het weer zo’n Afrikaans gratenpakhuis dat ook dit jaar weer met de eer en de aanzienlijke geldprijs ging strijken. Vol schuldgevoel passeerde ik de Febo en at in plaats van gefrituurd slachtafval als 4Mijlsmenu een maïskolf. Opgelaten scoorde ik daarna in de ‘Gezond eten is vet cool!’-stand (als slogan even clichématig als de wc-eend) een grote, glimmende, vast niet biologische appel. Ik waagde de overstap van de Grote, naar de Vismarkt en was nog net op tijd om te rug van mijn – irritant vrolijke en energieke – zusje voorbij te zien schieten. Maar dat was ik natuurlijk wel gewend.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten